De dingen die Zoon zegt:
- ‘Ja, tarara!’
- ‘Ik ben moe en slecht gezind en een beetje lastig.’
- (begint op de dag van mijn verjaardag plots te zingen wanneer ik hem in bed leg): ‘de hemel zal zij erven, de hemel zal zij erven, de hemel zal ze erven in de gloria’.
- ‘Comcumper’ (= computer)
- ‘Je moet pasoppen.’
- ‘Dat is vreet, vreet, vreet.’
- ‘Als ik flink geslapen heb, mag ik twee stickertjes plakken, hé?’
– ‘Ja.’
‘En als ik stout geslapen heb?’ - ‘Mama?’
– ‘Wacht efkes.’
‘Mamaa?’
– ‘Een minuutje.’
‘Maar mamaaaaa!’
– ‘Ge moet efkes wachteeeeen!’
‘Maar ik wil niet wachten. Wachten is niet leuk!’ - ‘Mamaatje, mijn klein scheetje.’
- ‘Kijk! Evil eye.’ (doet erg zijn best om het wit van zijn ogen te laten zien)
- (legt zijn oor op mijn buik) ‘Wat hoor ik in je buik?’
– ‘Dat zijn mijn maag en darmen.’
‘Ojooh! Dat bestaat helemaal niet!’ - tafonnetjes (= pantoffels)
De vragen die hij stelt.
- Welke taal spreken wij? Welke taal spreken zij?
- ‘Mama, waar wonen de Turkspraters?’
- Gaan wij dat ook es doen, Mama? Op een kameel rijden? Naar Australië gaan? Een slang vangen?
- Waar wonen: vleermuizen, wolven, politieauto’s, ziekenwagens, …
- ‘Waar woont Jezus? (beantwoordt meteen zijn eigen vraag) Ik denk in het circus.’
- Gaan wij in Kreta wonen? En wie komt er dan in ons huis wonen? Gaan wij nog terugkomen?