De dingen die Zoon zegt (met een lichtvettig Gents accent):
* ‘Oei. Mama!’ Hij slaat de dekens weg. ‘Heb jij een blote poep?’ – ‘Ja.’ ‘Oei, dat mag niet, hoor, in je blote poep slapen.’
* ‘Kijk! Een mini-maan!’ (bij croissantvormige wassende maan)
* ‘Je mag niet in mijn oor slapen.’ (wanneer ik teveel in zijn oor adem in bed)
* ‘Doe je mond dicht. Je hebt zo rook in je mond.’ (als ik zijn tanden poets en mijn adem te sterk naar tandpasta ruikt)
* ‘Je bent mijn beste vriend.’
* ‘Ik heb met papa gevechten.’ – ‘Amai, heb je met papa gevochten?!’ Een fractie van een seconde moet hij intens nadenken. ‘Nee! Gevechten.’ – ‘We zeggen echt wel gevochten, hoor.’ ‘Maar nee, het is gevechten.’ – ‘Oké.’
* ‘Mevrouw? Mevrouw! … Me-vrou-ou-ou-ouw.’ Iedereen stopt altijd. ‘Ik wil fruitsap.’ (altijd en overal)
* ‘Ik ga een dikke drol leggen in het potje.’
De dingen die Zoon doet:
* De hele dag door liedjes zingen. Tegenwoordig zijn ‘Tien kleine visjes’ en ‘Lang zal hij leven’ een hit.
* Af en toe zijn maaltijd onderbreken en zijn armen uitsteken. Hij wil me een knuffel geven. Dat gebeurt gemiddeld drie keer per maaltijd.
* Bij het slapengaan moet ik ‘twee keer’ bij hem liggen. Hij houdt zijn wijs- en middelvinger in de lucht. Ik moet dan even bij hem in bed liggen. Na een tijdje zeg ik een eerste keer dat ik naar beneden ga. Hij zet zich recht in bed. ‘Nee, je hebt nu zo bij mij gelegen.’ Hij wijst naar zijn wijsvinger. ‘En nu moet je zo bij mij liggen.’ Hij wijst nu naar zijn middelvinger. Nadat ik nog even bij hem heb gelegen: ‘Ik ga nu wel naar beneden, hé?’ ‘Oké dan. Ga maar.’
* Echt altijd en overal met zijn zonnebril aanlopen. Ook als het donker is of hij naar school moet.
* Iets keihard bewust doen en dan zeggen dat het per ongeluk was, omdat hij die uitdrukking nog maar pas heeft geleerd.
* Zijn handen op zijn oren houden als het filmpje waarnaar hij zit te kijken, te spannend wordt.
* Sinds kort al twee letters van zijn naam kunnen lezen.